Mafketel4

IV

Het werd tijd om te verhuizen. Tegen het einde van de maand moesten ze uit hun huisje in de nieuwbouw, maar hij had al iets op het oog: één van de kleine huisjes net buiten het dorp. Een klein dijkhuisje dat vroeger werd bewoond door de werknemers van de suikerfabriek. De suikerfabriek was allang ter ziele gegaan, maar de huisjes stonden er nog.
Tiny vond het allang best. Het was dichter bij het psychiatrische ziekenhuis waar ze werkte en bovendien was het goedkoper dan het huis waar ze nu woonden. En ze hadden meer privacy omdat het 't allerlaatste huis aan de dijk was.
En daar kwam nog bij dat Tiny het geluk had dat ze moest werken, zodat hij de verhuizing helemaal alleen moest doen. Misschien had hij Jeroen kunnen vragen, of iemand uit het café, maar het was maandag en dan werkte iedereen.
Iedereen, behalve hij. Hij was een parttimer en kon zijn eigen tijd indelen.
Bovendien had hij die kleine piepschuim box waarvan niemand mocht weten wat erin zat. En een paar cassettebandjes die niet verloren mochten gaan.
Hij had toch nog tijd genoeg voor de publi-reportage van deze week en dus sjouwde hij hun spullen alleen in de BX van Tiny en laadde ze alleen weer uit bij het nieuwe huis. Hij zeulde alles alleen de dijk af en zette alles alleen in het nieuwe huis.
En hij was alleen toen hij de fles goedkope wijn opentrok en proostte op het nieuwe huis. "Zou ik Mafketel een adreswijziging moeten sturen?"
Het zou al te gek zijn als het volgende cassettebandje op de mat in hun ouwe huis zou belanden. De nieuwe bewoner zou hem afluisteren en zou prompt helemaal gek worden. En hij, of zij, zou onmiddellijk de politie bellen...
Mafketel zou wel weten dat hij verhuisd was. Op de één of andere manier wist Mafketel alles van hem dus een nieuw adres was wel het laatste waar hij zich zorgen over hoefde te maken.
Na het welkomstdrankje plugde hij de telefoon in en sloot de computer aan. Hij had besloten dat hij voorlopig in de woonkamer zou werken, maar omdat Tiny meer dan hele dagen in het ziekenhuis werkte moest dat geen probleem zijn. Een groot voordeel was dat er een grote allesbrander in de kamer stond en op kille dagen hoefde hij dus maar één ruimte te verwarmen.
Er was nog altijd geen bericht van Mafketel. Er was nog niemand vermoord en er was geen nieuw puzzelstukje opgedoken dus hij bracht de avond door met lezen en met dromen van zijn artikel over Mafketel. Hij ging vroeg naar bed. Het nieuwe huis lag maar honderdvijftig meter van het ziekenhuis dus hoefde hij Tiny niet meer te gaan halen. Ze zou vanzelf wel thuiskomen.

De volgende ochtend lag de cassette op de deurmat. Mafketel had dus zijn nieuwe adres gevonden, maar hij had niet eens meer de moeite genomen om de cassette in een enveloppe te doen. "Zak!" foeterde hij. "Wat, als Tiny het ding gevonden had, huh? Gék!" Hij griste de cassette van de deurmat en stak hem in de cassetterecorder. Zijn vingers trilden toen hij de PLAYknop indrukte. Had Mafketel weer een moord gepleegd? Was dit een nieuwe bekentenis en een nieuw puzzelstukje?
"Hey, Herbert." Er klonk een klikkend geluid en toen het geluid van een diepe ademhaling. Mafketel rookte dus. Herbert maakte een aantekening op het kladblok naast zijn toetsenbord.
"Je zult het nog wel niet gehoord hebben," klonk ineens de stem weer, "maar er is weer eentje dood. En ik heb het gedaan."
"Jôh, toch!"
"Het is Genevive van Korthals-Altem. Je kent haar wel."
Zijn hand schoot uit en hij drukte op de PAUZEtoets. Natuurlijk kende hij Genevive van Korthals-Altem! Wie kende haar niet? De barones, noemde men haar, hoewel het niet zeker was of ze van adel was. Ze woonde in één van de riante herenhuizen aan de Melassesingel en ze was iets belangrijks op de rechtbank in Bovengraven. Hij herinnerde zich dat hij Genevive van Korthals-Altem eens had geïnterviewd. Nog niet zo lang geleden toen een artikel was verschenen over de hoeveelheid vrije tijd die rechters zichzelf toe-eigenden. Ze was een kraaknette dame en ze was totaal niet ingenomen geweest met zijn bezoek. Of liever, met de reden van zijn bezoek. Het was een flutinterview geworden en hij had het artikel niet eens geschreven.
En nu was Genevive van Korthals-Altem dood.
Hij drukte op de PLAYtoets.
"Ze is een rechter, Herbert. Iets heel belangrijks. Ze hebben haar al gevonden. Natuurlijk had ze vanochtend op de rechtbank moeten verschijnen en toen ze niet kwam opdagen sloeg iemand alarm. Jouw vriend Daniël is onmiddellijk naar het huis gegaan en hij heeft haar gevonden. Tja, dat krijg je als mensen belangrijk zijn. Dan worden ze snel gevonden."
Het bleef even stil. De speaker ruiste en de spoelen draaiden zwijgend rond.
"Weet je het nu al, Herbert? Heb je het puzzelstukje al?"
"Nee, natuurlijk weet ik het niet!" barstte hij uit. "Hoe moet ik nou weten wat je wilt, lul de behanger? Je vermoordt Diana Verengen en stuurt mij haar hersenen! Daarna vermoord je Genevive van Korthals-Altem. Wat ga je van haar aan mij sturen? Wat moet ik hier nou..."
"Kijk naar die vrouwen," onderbrak de stem hem. "Kijk dóór ze heen. Zie, hoe ze hun dagen doorbrengen. Daar ligt je sleutel."
Het bleef weer stil en Herbert stak een sigaret op. Hij leunde achterover en dacht na.
Hoe ze hun dagen doorbrachten...
"Ik ga je nog een tip geven," klonk de stem van Mafketel ineens weer. "Ik begrijp dat het misschien te moeilijk voor jou is. Luister goed, Herbert, want dit is belangrijke informatie: om de serie compleet te maken zullen er zeven slachtoffers vallen. Oh, en nog wat: ik heb besloten dat Tiny de zevende zal zijn. Zij voldoet aan de beschrijving van het zevende slachtoffer en het leek me wel leuk..."
Hij schoot overeind en ramde de STOPtoets in. "Wat? Jij verdommese fuckmafketel! Waag het niet om Tiny hierbij te betrekken! Waag het niet, makker, want ik doe je wat! Ik zal je zo snel ontmaskeren dat je niet weet wat je overkomt! Ik zal je..." Hij klapte zijn mond dicht en zakte ineen. Dat was natuurlijk de bedoeling.
Mafketel speelde een spelletje met hem. Het was natuurlijk de bedoeling dat hij Mafketel zou ontmaskeren. Hij maakte van Tiny het laatste slachtoffer zodat hij een hele goeie drive had om hem te ontmaskeren. Mafketel wílde ontmaskerd worden, en wel door hem!
Het was een spelletje geworden met Tiny als inzet.
En om dat te bevestigen klonk het walgelijke grinniken van Mafketel toen hij weer op de PLAYknop drukte.
"Is dat niet leuk, Herbert? Jij mag de puzzel oplossen en als beloning mag je Tiny redden. Als je tenminste de puzzel oplost, voor zij aan de beurt is. Hoe lijkt je dat?"
Hij schoot overeind "Dat lijkt me goddomme niks!" Hij stompte woest op de cassetterecorder. "Het lijkt me goddomme helemaal niks dat jij Tiny hierin betrekt!"
Maar het bleef stil. De spoelen van de C-90 draaiden door tot het einde van het bandje bereikt was.

"Het is een reeks," zei Helga Yellineck. "Ik voel het aan mijn water."
"Waarom denk je dat?" vroeg haar chef.
"Dat zeg ik." Helga wees naar haar omvangrijke onderbuik. "Mijn water."
"Een gevoel aan je water is nog nooit genoeg geweest, Helga." Bob Handel was de eindredacteur van het 'Dagblad van de Eilanden' en dat dagblad was – in tegenstelling tot zijn naam – een lándelijk dagblad. Of toch in ieder geval voor het noordelijke gedeelte van het land. Met vijfentwintig duizend abonnees was het redelijk toonaangevend.
Helga schudde het hoofd. "Twee moorden in een dorpje van nog geen zevenhonderd inwoners. Dat móet een reeks zijn."
Bob schudde het hoofd. "We hebben het over een overspelige echtgenote die waarschijnlijk om zeep is gebracht door haar echtgenoot, of door de minnaar. En we hebben het over de moord op een rechter. Een rechter van een dorpsrechtbank, maar toch een rechter. En rechters worden vermoord. Dat zou jij moeten weten."
"Dat is gemeen, Bob." Dat wás gemeen. De vader van Helga was een rechter geweest en hij wás vermoord door een veroordeelde crimineel. Er was altijd een kans dat een veroordeelde ooit eens wraak zou nemen. In het geval van de vader van Helga was het bijzonder pijnlijk omdat de man door een fout in het systeem al na drie dagen weer op straat had gestaan, klaar om diegene die hem had willen veroordelen dood te schieten.
"Dus, wat ga je doen om het goed te maken?"
Bob schoot in de lach. "Denk je dat ik jou naar Ondergraven ga sturen? Om twéé moorden te verslaan? We krijgen de informatie wel van de plaatselijke pers."
"Ik wil niet naar Ondergraven gestuurd worden om die moorden te verslaan, Bob. Ik wil er naartoe om ze te onderzoeken. Ik zeg je dat het een reeks is en ik wil die doorbreken."
"Uh-huh..." Bob keek naar zijn beroemde journaliste. De dood van haar vader had haar geen windeieren gelegd. In een vlijmend stuk had ze het systeem met de grond gelijk gemaakt en wat haar stuk zoveel waarde had gegeven was, dat ze tussen neus en lippen door ook de dader aan de schandpaal had genageld. En ditmaal definitief.
Dat was goed doortimmerd werk geweest en dat was dan ook precies wat Helga een plek onder de groten had bezorgd.
"Ik weet het niet, Helga. We hebben nog maar twéé moorden in een dorp. Op twee heel verschillende mensen!"
"In een dorp, waar zo ongeveer het ergste wat je kunt doen het rondfietsen met een kapot achterlicht is?" Helga hief haar handen op. "Die mensen hebben nog nooit een moord meegemaakt! En nou ineens twee moorden?"
"Twee is geen reeks," zei Bob kortaf. "Je kent de regels."
"In dit geval was één moord al een reeks. Een begin van een reeks. Toe Bob, stuur me er naartoe," smeekte ze. "Ik zal je een goed stuk geven. Ik wéét dat ik gelijk heb. En anders zal ik je een bijdrage voor de vakantiebijlage geven." Ze gebaarde met haar handen alsof ze een gigantische krantenkop aanduidde: "Kom naar Ondergraven, waar één moord géén moord is!"
Bob schudde het hoofd. "Ik kan me niet voorstellen waarom ik dit doe," zei hij zuchtend, "maar ik zal je er naartoe sturen. Kom in hemelsnaam met iets terug, Helga. Ik heb niets aan een vakantiebijdrage. Naar wat ik gehoord heb is Ondergraven zo ongeveer het saaiste dorp van dit land. Ik wil een reeks van je en ik wil op zijn minst dat je de moordenaar vindt. Of desnoods de twee moordenaars van de twee heel verschillende moorden."
"Ik ga één moordenaar voor je vinden," zei Helga zelfverzekerd en ze hees haar omvangrijke lichaam uit de bureaustoel. "En ik ga hem stoppen voor hij er echt een reeks van maakt."

Herbert moest nadenken. Hij trok een jas aan en trotseerde de felle wind op de Klontjesdijk, voor hij afdaalde naar de luwte van het dorpje en naar het café liep. In een vlaag van voorjaarszotheid had Leonard het terras van de Nicky's al buiten gezet, maar met dit weer was het natuurlijk verlaten.
"Wat doe jij in godsnaam buiten, man?"
"Nadenken," zei Herbert. "Beetje een frisse wind door mijn hoofd laten waaien."
"Nou, plek zat voor een heleboel wind," zei Leonard, "maar als je iets wilt drinken mag je binnen bestellen. Het is ijzig koud, hierbuiten!"
"Tap maar een biertje. Ik kom hem zo halen."
"Contant betalen," zei Leonard. "Je weet het, Herbert."
"Weet ik toch, man! Doe niet zo godvergeten paranoïde. Alsof ik op het terras ga zitten om weg te kunnen rennen."
"Ik ken jou," zei Leonard enkel, "en dus moet je contant betalen."
"Wat jij wilt, jongen. Ik kom zo naar binnen om mijn bestelling te halen." Leonard was ziekelijk angstig dat klanten van het terras weg zouden rennen zonder te betalen. Hij had een hek rond het terras willen zetten, het liefst met prikkeldraad en nog liever met prikkeldraad waar stróóm op stond, maar dat was onzinnig. Iedereen kende iedereen in dit dorp en hij kon zich niemand voorstellen die niet een paar Euro op de rekening had staan in het café.
Maar regel was regel en hij betaalde zijn pils contant. "Er staat ook nog een rekening open, Herbert."
"Weet ik. Die kom ik binnenkort betalen."
"Wanneer?"
"Weet ik veel? Binnenkort! Ik heb nou geen geld bij me. Ik was alleen maar naar buiten gegaan om..."
"Ja, ik weet het: voor die frisse wind. Maar ik zou toch graag zien dat je je rekening betaalt."
"Doe ik," beloofde Herbert. "Ik kom deze week nog een keer binnen en dan ga ik heel veel geld uitgeven. En dan zal ik gelijk alles betalen, okay?"
"Betaal dan éérst die rekening," zei Leonard. "En ga dan heel veel geld uitgeven."
"Je bent een lul, Leonard. Je weet dat ik goed ben voor mijn geld." Hij liep naar buiten met zijn pils en ging op het ijzig koude terras zitten. Diep weggedoken in zijn jas dacht hij na.
Daar was hij voor gekomen.
Nadenken.
Diana Verengen was vermoord. Een kleurloze huismoeder met een lieve man en twee kleine kinderen. Lid van bijna alles wat er te doen was in Ondergraven en geliefd en bejubeld omdat ze zo... aardig was.
En Genevive van Korthals-Altem was vermoord. Een rijke vrouw, misschien van adel. Een rechter. Had op de rechtbank moeten zijn, maar werd vermoord voor ze aan haar jobje kon beginnen.
Was dat de clou?
Mafketel had gezegd dat hij dóór de vrouwen heen moest kijken. Kijk, hoe ze hun dagen doorbrengen.
Was het jobje het puzzelstukje? Nee, want Diana had geen job. Ze was huismoeder.
Hoe bracht zij haar dagen door? Met moeder wezen. Snotneusjes schoonmaken en luiers verwisselen. Met lid wezen van van alles. De rechter bracht haar dagen door met rechtspreken. Veroordelen en vrijspreken. Dat was ook al geen link.
En dan was er Tiny. Zij zou de zevende zijn. De laatste, dan was het karwei gedaan. Wat dee' Tiny de hele dag? Ze keek naar de tv en werkte in een ziekenhuis. Ze hielp mensen. De rechter niet; die veroordeelde mensen, maar wat deed Diana dan?
Zo werkte Herbert. In gedachten maakte hij aantekeningen. Voetnoten en verwijzingen. Hij zag ze voor zich in gedachten. Hij had een beeld voor ogen en dat was zijn denken. Hij had die stomme recorder niet nodig. Béélden! De rechter met haar hamer, Tiny met haar patiënten, Diana met haar snotneusjes.
Anders denken: Tiny die mensen helpt, de rechter die mensen... níet helpt. Ze stopt ze in de gevangenis. Het ziekenhuis van Tiny zou ook een gevangenis kunnen zijn. Ontspoorde mensen die, of door de rechter, of door Tiny vastgehouden werden. Was dat een link? Waar bleven die verrekte snotneuzen van Diana dan?
Hij ging nog een keer naar binnen en haalde nog een bier.
Hij kon Diana niet plaatsen. Zij deed niks. Ze was perfect, had een goed leventje met een aardige man en ze was veel te gewoon.
Dat was het: Diana was gewoon; ze deed niks met de mensen. De rechter was, om het maar zo even te zeggen, slecht en Tiny was dan weer uitzonderlijk goed. Was dat het patroon? Niks, slecht, goed?
Maar waar moest hij de anderen dan plaatsen?
Mafketel had gezegd dat hij er twee had gedaan en dat Tiny de laatste was. De laatste van de...
Van de zeven!
Dat was het puzzelstukje.
Zeven.
"Zeven, wat?" Hij schudde het hoofd, zette zijn lege glas op de tafel en begon naar het pleintje te lopen. "Zeven van iets. Zeven is een belangrijk getal. Er moet iets zijn met die zeven!" Opgewonden liep hij rond het plein en probeerde zich het schema en de voetnoten voor de geest te halen. "Zeven is iets. Zeven dwergen. Zoek de zevende dwerg." Maar de zevende dwerg was de zesde dwerg die aan het aanrecht stond en meel aan het zeven was. Dat was de zevende dwerg. Grappig, maar daar ging het niet om. Er moest één link zijn die deze drie tezamen bracht. En het totaal moest zeven zijn.
"Zeven!" Hij stond midden op het plein en liep naar de kleine bibliotheek. Daar moest hij zijn. Daar was een computer die met het internet verbonden was. Hij zou naar huis kunnen gaan, maar hij wilde het nu weten.
Zeven!
De zeven hoofdzonden? Dat zou niet bijster origineel zijn. Was daar niet een film van gemaakt?
Mafketel zou met iets beter komen, maar die zeven betekende iets.
In de bibliotheek toonde hij zijn kaart en kreeg twintig minuten internettijd. Twintig minuten om zeven moorden op te lossen! Ze waren wel gul in Ondergraven.
Maar hij kreeg zijn internet, typte 'zeven' in en kreeg ongeveer vijfmiljoen hits.
'Restaurant de zeven heuveltjes'
'Camping de zeven heuveltjes'.
"Volgens mij zijn daar in de buurt zeven heuvels. Nee, heuveltjes. Kleintjes."
'Zeven doden bij aanslag in...'
'Zeven tips na uitzending van...'
'Zeven hoofdzonden, de.'
Daar had je ze! Voor de zekerheid liet Herbert de pagina uitprinten, maar hij wist bijna zeker dat dit niet het puzzelstukje was. Dat was te simpel voor Mafketel.
Hij kreeg nog de zeven sterren van Orion, een klooster dat de zeven zusters heette en hij printte alles uit. Er waren zeven wereldwonderen, zeven nieuwe wereldwonderen, zeven eigenschappen van effectief leiderschap, zeven geitjes in een of ander sprookje, zevenmijlslaarzen in weer een ander sprookje en zeven fietsroutes op Kos.
Hij liet alles uitprinten en kreeg een pakket papier van de rimpelig uitziende vrijwilligster bij de balie. "Dat is dan zestien Euro."
"Zestien Euro voor een paar prints?"
"Het is zowat een boek," zei ze terwijl ze het pak papier op de balie legde. "Een beetje boek kost vandaag de dag meer dan zestien euro."
Hij betaalde en kreeg het papier mee.
Het waardeloze papier. Hier zat de oplossing niet tussen. Zeven was een belangrijk getal. Hij had een website gelezen over het heilige getal zeven in de bijbel en er waren zo ongeveer honderd miljoen mensen die zeven als hun geluksgetal beschouwden.
Maar zíjn zeven zat er niet bij!
"En dan zul je goddomme zien dat het niet eens om die verrekte zeven gaat," sakkerde hij terwijl hij zijn nieuwe voordeur opende en het pak papier op de kamertafel liet vallen.
Hij liet de boel de boel en ging terug naar het dorp om bij de winkel van Sinkel twee sixpacks bier te kopen.
"Zo," zei Els van Sinkel, "heb je een feestje?"
"Zoiets," zei hij ontwijkend. "We gaan brainstormen."
"Het zal zeker gaan stormen," zei Els misprijzend. "Met al dat bier. Dat is dan zeven euro."
Alweer zeven!