Mafketel I
I
“Drie, twee, één…” Het bleef even stil. “Ik heb een vrouw vermoord. Tegen de tijd dat jij het in je stomme kop haalt om dit bandje af te luisteren is ze al aan het rotten. Stomme lul!”
Herbert Dogmeyer drukte op de toets. Goed, er waren andere dingen geweest om aandacht aan te besteden. Het artikel over Danfoss en zijn partijgenoten, een ongeluk op de Klontjesdijk en de verdwijning van Diana Verengen.
Maar nu was hij thuis en hij had gelijk het bandje in de cassettespeler gedaan. En nu begon iemand hem gelijk uit te schelden?
“Stomme lul?” Hij wreef over zijn wangen en drukte op de playknop.
“Het slachtoffer is Diana Verengen. Je zult haar leren kennen. Over een dag of drie zullen alle kranten vol staan van haar. Alle kranten, behalve dat flutblaadje van jou, natuurlijk. Jullie lopen altijd een paar weken achter. Je kunt alle gegevens uit de kranten halen en er een sappig verhaal van maken als je wilt, Herbert, want ze is een meisje van hier. En ze is vermoord en verkracht. Dat wordt voorpagina voor jou, Herbert.”
Het bleef even stil.
Ach ja. Een bekentenis van een Mafketel. Diana Verengen werd vermist en natuurlijk was er een Mafketel die bekende dat hij het had gedaan. Het was altijd interessant om een bekentenis op een bandje te knallen en natuurlijk moest het ding opgestuurd worden naar de plaatselijke krant.
“Je zou ook gebruik kunnen maken van de unieke kans die ik je bied. Ik geef jou de kans om het verhaal te horen van een eh… insider. Waarom ik het heb gedaan, hoe ik het heb gedaan en vooral dát ik het heb gedaan.”
Het duurde even voor het tot Herbert doordrong dat er alweer een stilte was gevallen. Maar goed dat die mafketel een C90 had gebruikt. Met al die stiltes zou een C60 al snel vol zijn.
“Want,” ging de stem door, “dit is een bekentenis. Ik beken hierbij dat ik het heb gedaan. Oh ja, snik, slobber, snotter, ik heb het gedaan. Ik heb haar vermoord. En mijn vinger bij haar naar binnen gestoken.”
“In die volgorde?”
“... zou dit bandje kunnen wissen en er één van je stompzinnige interviewtjes op kunnen knallen, maar er zullen nog meer bandjes komen. Pas dan zul jij inzien dat dit bandje belangrijk was. Belangrijk, Herbert Dogmayer...”
Hij sloeg met zijn vuist op het bureau. “Dogmeyer! Met een e! Lul de behanger!”
“Samenstelt zul je zien…”
Hij drukte kort op REWIND
“Herbert Dogmayer... Als je een lijst samenstelt van mijn doden zul je zien dat er een verband is. Zelfs jij weet dat er een verband nodig is om een serie moorden op te lossen, is het niet? Geen verband is geen profiel is geen einde aan al die moorden. Elke moord is een stukje van de puzzel. Elke dode is een puzzelstukje. Los de puzzel op en je bent al een heel eind. Je moet mij dan nog zien te vinden en dat zul je alleen kunnen door de doden te voorspellen. Ik weet wat er gaat gebeuren en weet je wat het leuke is?”
Herbert perste zijn lippen opeen.
“Ik weet ook wanneer,” ging de stem door, “en jij weet dat niet.”
Dat was het. Er stond niets meer op de band. Herbert luisterde de rest van de tape af tot de weergaveknop met een klap omhoog kwam. Hij draaide de cassette om en luisterde naar de andere kant.
Niks.
Die mafketel had een boodschap van nauwelijks vijf minuten op een C90 opgenomen. De spoelen van de recorder draaiden rond, maar de tape bracht alleen ruis voort.
Herbert Dogmeyer staarde naar de draaiende spoelen.
Diana Verengen.
Hij kende haar. Natuurlijk kende hij haar. Diana werd vermist sinds maandag, ze kwam uit dit dorp en hij was hier een journalist. Ze woonde in de nieuwbouwwijk en hij had haar vaak gezien bij de school. Ze was één van de kleurloze vrouwen die daar op hun kinderen wachtten, nieuwtjes uitwisselden en elkaar afgunstig afkraakten. Ze was niet bijzonder aantrekkelijk, hoewel je zou kunnen zeggen dat ze dat ooit wel eens geweest kon zijn. Een huwelijk, kinderen en de zwaartekracht hadden het leuke er jammer genoeg afgehaald.
Ze was de vrouw van ene Dick, was die maandag niet aangekomen op haar werk en Dick had een dag later de politie gebeld: vind mijn vrouw.
Ze hadden haar niet gevonden.
Die woensdag had de 'Nieuwe Koerier' het verhaal met een achtenveertigpunts rampenkop over de hele voorpagina uitgesmeerd. Een foto van Diana, foto van ‘het huis van waaruit Diana verdween zonder een spoor achter te laten’ en een verhaal dat bijna de hele voorpagina besloeg met twéé verwijzingen.
Niet voor Herbert. Hij had het lulverhaal mogen schrijven dat op pagina vijf stond. Een interview met een buurvrouw en goeie vriendin van Diana. Eve had gejankt als een klein kind en het was niet meegevallen om er iets interessants uit te krijgen. De meeste tijd had hij besteed aan het bekijken van haar kleine borsten. Ze droeg een wit bloesje, Eve, en hij had haar beha er doorheen kunnen zien. Een klein behaatje, gevuld met spitse borsten.
Nee, Diana was niet zelf er vandoor gegaan en ja, hun huwelijk was goed. Dick was een lieve man.
Op dat moment waren de tepels gaan zwellen, herinnerde Herbert zich. Dacht ze aan Dick? Dacht ze aan het feit dat hij een vrij man was geworden? Misschien stelde ze zich voor dat zij Dick troost kon bieden met haar kleine borstjes. En dat, terwijl Eve zelf een man had en hun huwelijk was ook al zo goed.
Eve had hem niet verder kunnen helpen en ze had hem uitgelaten met de verzuchting dat ze hoopte dat er niets gebeurd was met die arme Diana.
Jezus, Eve! Let eens een klein beetje op: Diana was een jonge vrouw met een goed huwelijk en ze was al twee dagen vermist. Dik kans dat er iets was gebeurd, Eve.
En nu, terwijl hij nog altijd naar de draaiende spoelen staarde, wist hij zeker dat er iets met die arme Diana was gebeurd. Ze was vermoord door een Mafketel die beweerde dat hij nog meer vrouwen ging vermoorden.
Maar het bleef een bekentenis van een Mafketel, natuurlijk. Diana lag voor hetzelfde geld in een motelbed te hijgen en in een onderlaken te graaien terwijl een andere Dick zwetend te keer ging.
Nee, volgens Eve was het huwelijk van Dick en Diana goed en Dick was een lieve man.
Volgens Eve! Wat wist zij er nu van? Ze kreeg stijve tepels als ze de naam van die lieve man uitsprak dus voor hetzelfde geld had zij zelf al eens in een onderlaken in huize Verengen gegraaid.
Het hoofd van een mens – en vooral van een getrouwde mens – was een beerput. Smerige gedachten en gore fantasieën dreven rond in de bagger die herinnering heette en alleen de lucht van de gewoonste dingetjes drong door de sluier die ontkenning heette. ‘Ik heb wel eens aan jouw man gedacht tijdens het vrijen,' werd dan schoorvoetend toegegeven tijdens een zéér openhartig gesprek onder dikke vriendinnen. Dat ze geregeld aanvallen van hete dijen kreeg en aan die man dacht als ze in de badkamer met de douchekop speelde, dát werd niet ontboezemd. Alleen tipjes van sluiers werden opgelicht.
In de beerput in het menselijk hoofd dreven de gekste dingen rond. Was zijn brave aanstaande schoonpapa niet regelmatige naar het slaapkamertje gegaan terwijl z’n kleine dochtertje lag te slapen? Was Tiny niet meermalen ’s ochtends wakker geworden met haar onderbroekje verfomfaaid rond haar enkels en met rare herinneringen aan papa die bij haar bed stond te schudden?
Brave schoolmeester, vriend van alle kinderen en fel tegenstander van kindermishandeling, maar ’s avonds stond hij bij het bedje van zijn slapende dochtertje en schoof de dekentjes opzij. Lul de behanger!
“… en dat geeft niks, Herbertje.”
Godver! Die mafketel had nog iets op het bandje gezet!
Haastig spoelde hij terug. Wat een lul. Maar goed dat hij het bandje ook aan de andere kant afluisterde, anders had hij dit gemist.
“Je zult mij natuurlijk niet geloven en dat geeft niks, Herbertje. Ik zou een toefje schaamhaar kunnen meesturen om te bewijzen dat ik de waarheid spreek, maar weet je: Diana Verengen, huismoeder en keurige buurvrouw, heeft geen schaamhaar. Er staat niets op. Geen sprietje haar. Erotisch, vind je niet? Kijk naar haar en je zult me geloven, want ik denk niet dat iemand weet dat zij met een kaal plekje in haar string rondloopt. Ik had gedacht dat ze een enorme mat zou hebben. Ze is zo'n degelijke dame in haar broekrok, maar daaronder draagt ze geen schaamhaar en wel een stríng! Dick weet het natuurlijk en ik weet het ook. En jij weet het nu ook, Herbertje. Doe wat met die wetenschap.”
Dat was het.
Met een klap kwam de knop omhoog. Einde van de tape. Einde van de ontboezeming van een Mafketel.
Hoewel, als Diana inderdaad helemaal geschoren bleek te zijn zou dat Mafketelgedeelte nog wel eens mee kunnen vallen. Er was geen onthulling van de vindplaats van Diana, geen beschrijving hoe hij haar had ontvoerd en waar hij haar had vermoord. Alleen de mededeling dat er geen sprietje haar in haar string te vinden was.
Hij haalde de cassette uit het apparaat en tikte er nadenkend mee tegen zijn kin. Hij zou ermee naar de politie moeten gaan. Dit was een bekentenis en misschien zou de politie nog veel meer informatie uit de stem en achtergrondgeluiden kunnen halen. Die lui hadden specialisten die uren naar zo’n bandje luisterden en dan naar buiten kwamen met naam en adres van de inspreker.
Flauwekul. Uit dit bandje was niets te halen en had die mafketel niet gezegd dat er nog meer bandjes zouden komen? Als hij nu naar de politie stapte zou die mafketel het wel uit zijn hoofd laten om nog iets te sturen. Als hij meer bandjes kreeg zou hij zelf met de naam en adres van de moordenaar naar buiten kunnen komen. Deze Mafketel had hem in vertrouwen genomen en hem beloofd dat hij het hele verhaal zou krijgen. Hij mocht dat vertrouwen niet beschamen, in naam van de gerechtigheid. Met één bandje was de politie niks, maar met tien bandjes zou de identiteit van die mafketel ontrafeld worden. Hij zou zelf stukje bij beetje de identiteit van de man onthullen alsof hij een ui pelde. Schilletje voor schilletje tot hij bij de kern van de zaak zou komen: naam en adres van de moordenaar.
Ding-dong! “Goedemiddag, mijn naam is Herbert Dogmeyer met een é, verslaggever van de 'Nieuwe Koerier'. U heeft Diana Verengen vermoord, right?”
Zover was het nog niet.
Hij schreef BvM op de cassette. ‘Bekentenis van een Mafketel’. Na even nadenken zette hij er een Romeinse I achter en zette de cassette rechtop op de plank.
Hij liep naar het raam en staarde naar buiten. Het regende zachtjes en de straatlantaarns waren gehuld in wazig oranje lichtvlekken. Hij zag de oude Citroën van Tiny aankomen en deed een pas achteruit.
Ze stapte uit en sloeg haar tas over haar schouder. Pas een vijftal meters van de auto verwijderd draaide ze zich om en richtte de afstandsbediening. Raar eigenlijk, dat mensen altijd dachten dat je daadwerkelijk een eind van je auto verwijdert moest zijn om ten volle van de afstandsbediening te genieten. Je zou het ding ook tegen de ruit kunnen duwen, maar geen mens deed dat ooit. Een afstandsbediening is een afstandsbediening en je hebt er tenslotte voor betaald. Dan zul je verdomme afstandbedienen ook! Het was toch al opmerkelijk dat de oude BX een afstandsbediening had, maar dit was ooit een luxe wagen geweest. Ooit eens. Nu was het een roestbak met een motor die maar niet kapot wilde gaan.
Hij volgde haar met zijn ogen terwijl ze het tuinpad opliep. Een mooie meid. Lang en slank, met stevige benen en een lekkere kont. In het oranje schijnsel leek haar blonde haar bijna rossig, behalve waar het onder de riem van haar schoudertas werd geplet. In die schaduw was het zwart. In het weinige licht leken haar borsten enorm, maar hij wist dat ze niet te groot waren. Stevig en rond en precies goed van vorm.
“Is het spannend buiten?”
“Neuh.” Hij draaide zich om.
Tiny gooide haar tas op de stoel en ze ontmoetten elkaar in het midden van de kamer. Ze kuste hem vluchtig op de wang en drukte haar voorhoofd tegen zijn schouder. “Blij dat ik thuis ben.”
”Ook blij.” Hij begroef zijn hand in haar nekhaar en trok haar tegen zich aan. “Hoe was het?”
“Pff, de gewone dingetjes.” Ze duwde genietend haar hoofd omhoog. “’k Heb je gemist.”
“Zal wel.” Hij liet zijn hand langs haar rug naar beneden glijden tot in de holte in haar ruggengraat. Heel even masseerde hij haar rug, net boven de broeksriem en ze draaide buiten zijn bereik.
“Nog spannende dooien?” vroeg ze, een blik op het bureau werpend.
“Dooien zijn niet spannend. De manier waarop ze doodgaan is spannend. Voor mij, dan toch.”
“Is er al iets bekend over Diana Verengen?”
Ze is dood. Ze is een puzzelstukje en ze is ontvoerd en vermoord en ik ben de enige die het weet. En de moordenaar, natuurlijk.
En Diana.
“Nee, niet dat ik weet, maar ik ben er natuurlijk ook niet mee bezig. Ik mag voor Jeroen hopen dat ze pas tegen maandag iets vinden. Dan is hij eens snel met het nieuws.”
“Getver, wat walgelijk om zoiets te zeggen.”
Hij haalde zijn schouders op. Omdat de 'Nieuwe Koerier' een weekblad was, hoopten alle journalisten dat als er eens iets belangrijks gebeurde, dat op een maandag of desnoods een zondag zou zijn. Dan zou het woensdag al in de krant komen. Als op donderdag iets gebeurde, of zelfs op woensdag, dan kwam het pas de woensdag daarna in hun krant. Er werd rekening mee gehouden in het kleine dorpje: belangrijke persconferenties werden gehouden op maandag, feestelijke openingen op zondag of maandag en misschien had zelfs Timothy Delcourt gewacht tot een maandag voor hij zich ophing in zijn bank. De bank was zo goed als failliet en een paar vroege klanten op maandagochtend hadden dat nieuws, hangend aan een zolderbalk, gevonden. Die idioot had midden in de nacht de deuren van zijn bankfiliaal geopend en was aan die balk gaan hangen. Toen om negen uur de automatische verlichting aanflitste vonden de klanten de bank geopend.
En Timothy Delcourt met een blauw gezicht en uitpuilende tong en ogen aan een balk.
Prachtig. Herbert had als een razende een verslag geschreven en het net voor de Deadline ingeleverd. Een primeur in de 'Nieuwe Koerier'!
“Waar ben jij mee bezig?”
”Met naar buiten kijken.”
“Zinvol.” Ze liep voor hem uit naar beneden, naar het kleine keukentje. “Is er koffie?” Ze wierp een blik op de bende op het aanrecht. “Koffie van vandaag?”
“Morgen.” Hij spoelde de kan om. “Wil je iets eten?” Hij had de keuken willen opruimen en hij had verse koffie willen zetten, maar toen was die mafketel over puzzelstukjes begonnen.
“Nee, ik heb in het ziekenhuis al gegeten. Oh…” Ze bleef staan. “Ik moet dit weekend werken.”
“Godver.”
“Ja. Ik heb geruild met Annelies. Dus ben ik wél het volgende weekend vrij.”
”Annelies?”
”Ze moet naar een verjaardag dus ze vroeg of ik wilde ruilen.”
”En het kwam niet bij je op om te zeggen dat jij ook naar een verjaardag moet? Bijvoorbeeld omdat je inderdaad naar een verjaardag moet?”
”Oh, barst.”
“Ja, barst. Ik ga niet alleen naar die verjaardag van jouw moeder, als je dat maar weet.”
“Dan bellen we af.” Ze haalde haar schouders op. “Ik moet werken dus kunnen we niet gaan.”
“En ik?”
”Jij wilt niet gaan. Dat zeg je net zelf.”
”Ik bedoel, wat moet ik doen op een lange zaterdagavond?”
Ze lachte kort. “Een zaterdagavond is net zo lang als elke andere avond, slimme.”
”Het lijkt langer als jij er niet bent," pruilde hij en ze sloeg haar armen rond zijn nek.
“Het spijt me, oké? Ik zal het goedmaken als ik thuiskom.”
”Dan mag je wel met iets fantastisch komen, dame.”
”Ik zal chinees meenemen op weg naar huis. Kunnen we saampjes chinees eten.”
Ach ja. Ze ging chinees meenemen. Een flinke vrijpartij zou nog leuker zijn, maar daar hoefde hij bij Tiny niet mee aan te komen. Ze was een leuke meid, een lekkere meid en ze had alles op de goeie plaats, maar ze maakte er geen gebruik van. Ze had in haar jeugd al genoeg gehad van papa, om het maar zo te zeggen. Hij had geleerd om het te respecteren. Om geduld te hebben, zoals haar therapeut het zo mooi wist te zeggen, maar zo onderhand begon het er op te lijken dat áls ze ooit kinderen wilden, deze via kunstmatige inseminatie zouden moeten worden verwekt. Onder algehele narcose.
Ze schudde haar vochtige haren los en hij besefte ineens weer hoeveel hij van haar hield. Hij kuste het puntje van haar neus.
“Je ziet er slecht uit, Herbert.”
”Nah, dank je wel.”
Ze glimlachte. “Ik bedoel, dat je er vermoeid uitziet. Je werkt te hard.”
”Die dag moet nog komen,” grinnikte hij. “Achter de puter zitten en wachten tot de publi’s uit het toetsenbord rollen kan ik nu niet bepaald als werken zien.”
”Toch moet je ervoor wakker blijven,” hield ze vol, “en ik heb het idee dat je er tegenwoordig teveel voor wakker moet blijven. Ik merk dat je ’s nachts heel laat in bed komt.”
Hij haalde zijn schouders op. “Ik ben ook nog met wat andere dingen bezig. Dat slokt al mijn tijd op.”
”Je moet ook slapen, lieveling. Kom, zullen we vanavond eens samen naar bed gaan?”
Hij wist wat dat betekende: knuffelen, zachte woordjes fluisteren en haar warme lichaam tegen dat van hem voelen. Hij zou proberen om haar aan te raken en zij zou dat ontwijken. Ze zou net zo vaak gaan verliggen als nodig was om hem te beletten om haar op die bepaalde plekken aan te raken en hij zou gefrustreerd raken en niet meer kunnen slapen.
“Ik ben niet moe. Bovendien moet die publi af.” Hij vervloekte zichzelf toen ze zich teleurgesteld uit zijn omhelzing draaide. “Maar ik hou wel van je.”
“Ik ga me douchen,” zei ze, “en dan ga ik wel naar bed. Ik ben moe.”
”Tuurlijk.” Hij wilde niet douchen maar hij wilde wel naar bed. Met haar, en hij wilde dat ze niet moe was. Hij nam haar in zijn armen. “Ga je lekker douchen, liefje. Ik zal wat wijn inschenken en dan drinken we in bed nog een glaasje wijn. Ik zal bij je blijven liggen tot je slaapt, oké?”
“Wil je dat doen?” Ze keek hem verheugd aan. Dankbaar en verliefd. “Alleen maar dat?”
”Ik dacht,” zei hij, “dat ik het net al gezegd had: ik hou van je. Tuurlijk wil ik dat. Ik ga er gewoon weer uit als jij slaapt. Dan ga ik nog wat werken.”
”Je bent een lieverdje.”
”Weet ik.” Hij nam een fles witte wijn en twee glazen en installeerde zich in zijn onderbroek in het bed. Hij hoorde haar douchen en stelde zich voor hoe ze naakt onder de striemende straal stond en hoe het water haar borsten streelde, langs haar buik liep en tussen haar benen verdween. Kon een mens wensen dat hij water was?
Toen ze eindelijk de slaapkamer binnenkwam in haar flanellen nachthemd had hij een erectie, maar hij maskeerde die door op zijn zij te gaan liggen. Hij reikte over haar heen om de radio aan te zetten en schonk twee glazen wijn in.
”Spätlese.”
”Toe maar! Hebben we iets te vieren?”
Hij haalde zijn schouders op en liet hun glazen tegen elkaar tinkelen. “Is onze liefde niet vierbaar?”
“Gekkie. Hou eens vast.” Ze gaf hem het glas en kroop overeind. “Ik wil je zeggen,” zei ze terwijl ze het glas terugnam, “dat ik dit heel fijn vind. Ik vind het lekker, dat ik jou kan vertrouwen, Herbie. Bij jou hoef ik niet bang te zijn.”
Hij legde zijn hand op haar bovenbeen. Dat was veilig als ze in zo’n bui was, wist hij onderhand. “Je hoeft het niet te zeggen, oké? Het is gewoon zo.”
Ze schudde heftig het hoofd. “Ik wil het zeggen. Ik wil dat je het weet. Bij jou hoef ik niet bang te zijn dat je verder wilt gaan. Ik vind dit heerlijk omdat ik weet dat…” Ze sloeg haar ogen neer. “Dat het goed zal gaan.”
”Het zal fantastisch gaan, liefje. Hou er nu maar over op. Je maakt mijn pogingen om het goed te doen kapot door te zeggen hoe goed ik het doe. Je wilt… dáár niet aan denken. Doe het dan ook niet.”
”Ik wil het ook niet, maar…” Ze glimlachte triest. “Ik ben gewoon blij dat het niet gebeurt. Blij, dat ik niet bang hoef te zijn dat het gebeurt.”
Hij kuste haar zacht. “Zwijgen, kreng. Drink je wijn en kom in mijn armen liggen. Gewoon liggen en blij wezen.”
Ze zette haar glas op het nachtkastje en nestelde zich in zijn armen. “Ik ben blij, Herbert. Blij met jou.”
Hij antwoordde niet en streelde haar haren. Misschien was dit het beste: Tiny hield van hem en haar liefde was puur. Ze was blij om dicht bij elkaar te zijn en elkaar aan te raken zonder seks te hebben. De gedachte aan seks was ver weg.
Bij haar.
Niet bij hem.